Het zaad viel in goede aarde

Ik dacht dat een zo rijk verleden in herinnering brengen en actualiseren in een viering van “850-Jaar Oplinter” onze parochiegemeenschap alleen maar kon ten goede komen.

Dan maar terug enkele mensen aangesproken en…. het zaad viel in goede aarde. Op 27 maart 1989 – tweede paasdag, kwamen wij met 5 mensen samen, al was het maar om een antwoord te geven op de vraag: “Vieren wij of vieren wij niet?” In mijn binnenste wist ik toen dat mijn oproep positief zou beantwoord worden.

Na wat heen en weer gepraat, kwamen wij tot de volgende positieve conclusies:

  1. Wij vieren.
  2. Wij vormen een comité: 5 is te weinig, 20 is te veel.
  3. Wij beleggen op 24 april een samenkomst met alle bestaande verenigingen in Oplinter en leggen de mogelijke activiteiten voor.
  4. Wij stellen als dat voor de viering: 25, 26 en 27 augustus 1989.

Het anker is gelicht… het schip kan vertrekken! Al wisten we op dat ogenblik nog niet exact met welke ladingen welke koers. We kenden wel het hoofdobjectief:

850 jaar parochie Oplinter vieren!

 

Het comité werd uitgebreid tot 10 mensen en tegelijkertijd werden de verantwoordelijke functies vastgesteld:

 

Voorzitter:         - Jef Paulussen

Secretaris:         - Willy Van Esch

Schatbewaarder: - Marcel Allard

Leden:            Pastoor Timmermans

                        André Vanparijs

                        Louis Vandersteen

                        Mady De Cock

                        Rob Swartebroekx

                        Cois Pacolet

                        Theo Fets

 

                                                               FOTO COMITE

 

Welgeteld tien mensen, die de volgende maanden alles voor elkander deden, in voorbereiding van een nog nooit gebeurde feestviering.

En ieder had zijn of haar specialiteit. Alles klikte zo wonderwel in elkaar, dat de ene de andere echt stimuleerde en meetrok.

Alle voorbereidende bijeenkomsten werden gehouden in de nog niet zo lang geleden vernieuwde vergaderzaal van ons parochiecentrum. Daar voelen we ons thuis.

 

Ik herinner me de vele vergaderingen, waar er niet alleen ernstig over het programma en de vieringen werd gepraat, maar waar ook met een gezellig pintje bier of een glas wijn alle afspraken voor de volgende dagen werden doorgenomen.

En toen Willy op één van de eerste vergaderingen op wat zwaarder streekbier trakteerde, werden zelfs de meest zware opdrachten enthousiast goedgekeurd.

!Buiten was het pikdonker en de rook van sigaren en sigaretten was dan te snijden. Wat moeten de kleerkasten van onze comité-leden er onder geleden hebben!

 

Jef kreeg de algemene leiding op zijn schouders. Geen klein klusje, als je weet dat hij alle moeite deed om zijn schorre stem te laten klinken tussen al deze gemotiveerde mensen. “Die heeft gedurende maanden nogal rondgeschoten!” zou men in Oplinter zeggen.

 

Brieven schrijven en beantwoorden, het programma verder uitwerken, documentatie opstellen, folders ontwerpen en alles van iedere vergadering noteren, was het werk van Willy. En naarmate de vergaderingen vorderden, des te dikker werden zijn klasseurs!

Vijf verschillende brieven werden zo, huis aan huis besteld, gespreid over enkele maanden, volgens de regel van de “dokterslepel”. Je weet wel het heeft geen zin om een “hoestfles” ineens uit te drinken. Daarmee is deze hoest niet meteen verdwenen. Iedere dag twee of drie lepeltjes helpen veel meer. Onze vroegere huisarts, dokter Nijs, zou gezegd hebben: “Als dit niet helpt, breng ik u morgen iets beters!”

We deden net hetzelfde met onze Oplinternaren; om de vier weken een briefje aan huis bezorgd, telkens met was meer nieuws, zodat we de mensen nieuwsgierig maakten en deden leven naar het hoogtepunt eind augustus. En naarmate de viering korter kwam, werd de frequentie opgedreven.

 

                                                                               FOTO COMITE 2

“”

Bij de organisatie van deze postbedeling was de inbreng van Louis van zeer grote waarde. Als postbode wist hij precies te vertellen hoeveel postbussen er per straat moesten bedeeld worden. Maar niet alleen dat, Louis stond altijd klaar wanneer er bepaalde karweien moesten opgeknapt worden.

Geen man die zo secuur is in het bijhouden van centen als Marcel. Iedere frank werd op grote bladen in de gepaste kolom genoteerd. Alle uitgaven en ontvangsten werden stuk voor stuk aan het Comité voorgelegd. En wanneer het geld niet tijdig binnen kwam, was Marcel de eerste om hier tussen te komen en een oplossing te vinden.

En dan is er het oog, de hand, het penseel en het kleurenpallet van Rob. Het aantal panelen en schilderijen die door hem gemaakt werden, is niet te tellen. Zelfs van een gewoon reklamebord maakte hij een kleurrijk geheel in eigen stijl. En… wie anders dan onze gepensioneerde onderwijzer zou beter zijn om ook te zorgen voor de kleur-, teken- en fotowedstrijd.

Negen mannen en één vrouw: Mady. En zij was er nodig. Niet alleen voor de prachtige tentoonstelling waarvoor zij verantwoordelijk was, maar ook om het vrouwelijke, om het oog voor details. “Een vrouw die haar mannen stond!” Haar aanwezigheid heeft er zeker toe bijgedragen dat de vergaderingen zeer hoffelijk waren…

De relaties met het stadsbestuur en een aantal grote sponsors zaten in de veilige handen van Cois. Nu hij stopte bij het orkest The Dixie Dickx, kwam er zeker tijd vrij. En Cois kennende vulde hij meteen deze tijd weer op voor ons 850-Comité,  waar zijn gezond verstand menige keer de discussie in goede banen leidde.

Theo, of ook Fille van Semie genoemd, wist heel wat oud fotomateriaal liggen over het Oplinters verleden. Dit kwam uiteraard zeer goed van pas bij één van de tentoonstellingen. Maar hoe Fille aan al die klederen voor de processie is geraakt, is een verhaal apart. Tussen haakjes, wat zou een “Wipke” betekenen?

“Ma dan es da tog gi probleim, joengske – Lot da mar an mich euver – Dowe ving ich wel ne sponser veur – Weje wilter hie nog e witteke?“ zijn uitspraken van André, die me nog steeds opnieuw in de oren klinken. En zij illustreren hoe geëngageerd hij was, samen met de andere leden van het comité.

Zelden heb ik, als pastoor van deze parochie, meer genoten van de inzet van deze mensen. Geleerden noemen het “synergie”, maar ik noem het gewoon “samen iets doen”. En hoe! Het is prettig werken, wanneer er niemand zijn eigenbelang zoekt, maar wel werkt voor een gemeenschappelijk doel.

Alzo kreeg iedereen de opdracht om tegen de volgende week na te denken over het mogelijk programma van de driedaagse.